"De ziel houdt van kaarslicht"

1 september, brief #1


Lieve Persephone,

 

Gisteren hebben we afscheid van elkaar genomen op Schiphol. Je bent begonnen aan jouw wereldreis, een reis waarvan je niet precies weet waarom je hem maakt, maar waarvan je wel weet dat je hem maken moet. 

 

Al langere tijd heb ik het gevoel dat je ergens naar op zoek bent, iets dat te maken heeft met bestemming, betekenis, rust. Je zoekt naar een middelpunt, in jezelf en in de wereld.

Deze zoektocht valt nog niet mee in een wereld waarin zoveel rumoer is, waarin de meningen over elkaar buitelen in een strijd om onze aandacht, waarin velen roepen maar slechts weinigen luisteren. Een wereld ook, waarin het bombardement van verontrustende feiten over ons klimaat aanzwelt. Soms lijkt het alsof de media er genoegen in scheppen om een hopeloze toekomst te schetsen: de grondstoffen raken op, de verandering gaat te traag, de gevestigde belangen zijn te groot.

Ik geloof daar niet in, in die hopeloze toekomst, en jij gelukkig ook niet.

 

Te midden van alle rumoer en fragmentatie moeten we ons veel moeite getroosten om iets van intimiteit met onszelf en anderen te bewaren. We hebben het daar vaak over gehad, in de maanden voor jouw vertrek.

Weet je nog dat je een vergelijking maakte met paardrijden? Je vertelde me dat een paard zich kan ‘verzamelen’: de voor- en achterhand komen dan dichter bij elkaar, waardoor de rug van het paard wat opbolt en het een ruiter makkelijker kan dragen. Een verzameld paard heeft zijn krachten bijeengebracht. Daar zoek je naar, bij jezelf.

Maar je zei ook iets anders. Je zei: ik moet voldoende rust en aandacht in mezelf ontwikkelen zodat ik kan zien hoe mooi de wereld eigenlijk is. Die rust en aandacht kon je hier, in ons kleine kikkerlandje, niet vinden. Ik begrijp dat. We hebben een rijk en vol leven hier, maar omdat er zoveel is dat aan ons trekt vervlieden onze krachten. We zijn niet langer verzameld en hebben onvoldoende rust in onszelf om te ervaren in wat voor prachtige wereld we leven – en om te beseffen wie we eigenlijk zijn.

 

Jij zit nu in de intercontinentale vlucht naar Australië. Slaap je, lees je een boek of kijk je naar een film? Of kijk je naar het maanlicht dat van bovenaf op de wolken schijnt?

Ik herinner me dat ik dat fenomeen eens zag op één van mijn reizen. Ik keek door het kleine vliegtuigraam dat naast mij was. Het raam was koud en een beetje beslagen. De lichten in de cabine waren gedimd, zodat reizigers konden slapen. Maar ik was wakker, keek naar de volle maan en zweefde boven een tapijt van wolken, van bovenaf beschenen door een bijna onaards licht. Het deed me denken aan ongerepte velden vol sneeuw en het deed me denken aan eeuwigheid. Ik voelde me betoverd en staarde urenlang naar dat golvende, zilverwitte veld. Hoe zou het zijn om daar overheen te lopen? Zou er een wind waaien, zou ik geluiden horen, zou ik vreemde wezens tegenkomen? Wat voor plek zou die zilverwitte wereld zijn? Er bestond geen tijd, op dat moment, en ik herinner me dat ik een gevoel van thuiszijn had en een intense verbondenheid met alles en iedereen.

 

Ik heb een kaars op mijn bureau gezet. We hebben beloofd om elkaar elke week een brief te schrijven, en ook al stuur ik jou mijn brieven digitaal, ik hecht eraan om ze eerst op echt papier te schrijven. En dat doe ik bij het flakkerende licht van een kaars.

Ooit las ik ergens dat de menselijke ziel houdt van kaarslicht en zich schuw terugtrekt van helwitte TL-verlichting. Er moet misschien meer kaarslicht in de wereld zijn, bedenk ik me nu. Maar meteen vraag ik me dan af: of zorgt dat voor meer CO2-uitstoot? Gek hè; dat is de wereld waarin we nu leven. De zoektocht naar ruimtes waar de ziel gedijt valt samen met de zoektocht naar een gezonde planeet.

 

Ook ben ik op het idee gekomen om je elke week, bij mijn brief, een afbeelding van een schilderij te sturen. Een oud schilderij, welteverstaan.

Ik kwam op het idee toen ik laatst in het Rijksmuseum was. Ik stond voor Het Melkmeisje van Johannes Vermeer, en van het ene op het andere moment liepen de tranen over mijn wangen. Zomaar. De sociale conventie dat je zoiets niet doet te midden van een grote groep onbekende museumbezoekers was niet sterk genoeg om die tranen tegen te houden. 

Ik weet nog steeds niet waarom ik huilde. Maar ik weet wel dat er iets in het schilderij was dat direct een weg naar mijn hart vond. En ik bedacht me dat deze schilderijen indertijd alleen bij daglicht of kaarslicht konden worden gemaakt; hetzelfde kaarslicht als waarbij ik nu mijn brieven aan jou schrijf. Ook het besef dat deze schilderijen traag zijn ontstaan - in uren, dagen, weken, misschien wel maanden - ontroert me. Het staat mijlenver af van onze snelle selfies, social media-posts en 24-uurs berichtgeving.

Ik dacht dat het misschien wel dit soort traagheid is waarnaar jij op zoek bent. Daarom stuur ik ze mee; niet in het kader van ‘vroeger was alles beter’, maar omdat die oude, trage, zorgvuldig gecreëerde schilderijen je misschien helpen bij je zoektocht.

 

Buen camino, lieve schat, ik lees jouw eerste brief graag. Ik blaas nu mijn kaarsje uit; volgende week weer!

 

Liefs, D.

Het Melkmeisje, Johannes Vermeer, ca. 1660 | Rijksmuseum, Amsterdam
Het Melkmeisje, Johannes Vermeer, ca. 1660 | Rijksmuseum, Amsterdam